Sint Barbara en de verwoesting door oorlogsgeweld
In 1944, het jaar waarin op 11 september in alle soberheid en bescheidenheid het gouden feest gevierd zou worden van het Sint–Barbaraklooster, kon de 95 religieuzen tellende communiteit even het oorlogsgeweld vergeten en in dankbaarheid terugkijken op de voorbije 50 jaren. Goed een maand later zou de feestvreugde omslaan in intens verdriet. Dankzij een tot in detail geschreven oorlogskroniek kunnen we nu achteraf vrij gedetailleerd vaststellen hoe het klooster letterlijk in de vuurlinie was gelegen en de zusters vanaf 17 september 1944 zowat dagelijks werden opgeschrikt door kanongebulder, ronkende vliegtuigmotoren en tevens was men getuige van neerdalende parachutisten. De schrik zat er goed in. Vele onrustige nachten volgden. De vuurgevechten tussen de Duitsers en de Geallieerden namen steeds heviger vormen aan. Verschillende vluchtelingen die met hun schamele bezittingen hun huizen hadden moeten verlaten meldden zich aan de poorten van het klooster en werden gastvrij ontvangen en medio september was er al sprake van 300 evacués.
Op 26 september vallen de eerste bommen op het kloostergebouw vooral aan de zijde van de school. De tuin vóór het huis is één ruïne en ligt bezaaid met planken, scherven en dakpannen. Ook in de nacht van de 26e op de 27e wordt kanongebulder gehoord, gieren granaten door de lucht, kraakt het nodige houtwerk, hoort men glasgerinkel en het stof drong de benauwde kelders binnen. Het werd nu echt levensgevaarlijk. De Oberleutnant van de Duitsers gebood iedereen het pand onmiddellijk te verlaten, want het zou voortdurend onder vuur komen te liggen. Iedereen maakte zich op voor een angstaanjagende tocht en emotionele taferelen speelden zich af. Het werd die 27e september een werkelijk barre tocht richting het centrum van Schijndel en ook nog de 28e. Uiteindelijk zou het klooster in de nacht van 17 op 18 oktober volledig worden verwoest en uitbranden.