Bolsius in 1870
Na beëindiging van zijn studie begon Antonius Bolsius (Antoon)een primitieve wasblekerij in de tuin van zijn ouderlijk huis. Omdat deze plaats te stoffig was en hij last had van rook bij het bleken van de was in de open lucht, kreeg hij van zijn oom een stuk grond aan de Kerkendijk bij de ‘beemd’ waar het hoofdkantoor nog steeds gevestigd is. De gebleekte was werd gesmolten en verpakt en vervolgens naar kosters en pastoors verzonden die er vervolgens zelf kaarsen van maakten.
Dit gebeurde in een door Antonius Bolsius en zijn meesterknecht Driek van Uden zelf uitgevonden gietmachine waarbij de lont (pit) in vloeibare was werd gedompeld. Voor het vlechten werden enkele dames aangenomen. Daarnaast werd ook het maken van kaarsen met de hand aangepakt. Dit handwerk werd hen geleerd door de Schijndelse koster, Marinus van Liempd.